De koolstofcyclus (Illustratie: Lisa Larsson)

Koolstof gaat in een ingewikkelde cyclus van levende organismen, naar lucht, water en grond. Planten binden koolstof in de fotosynthese en koolstof wordt vrijgegeven aan de lucht door gaswisseling en aan grond en water door afbraakprocessen. Mensen voeren extra koolstof toe door het gebruik van fossiele brandstoffen. Dit zorgt voor een verhoogde kooldioxidegehalte in de lucht en het broeikaseffect. Door veranderd grondgebruik is de totale hoeveelheid planten op de wereld gehalveerd, en daardoor is gebonden koolstof overgegaan in CO2 in de lucht en in oceanen. Het kost veel tijd voor die CO2 weer verdwijnt uit de lucht, bijvoorbeeld door fotosynthese, en het is daarom cruciaal dat de emissies van fossiele brandstoffen zo snel mogelijk minder worden. Als dit niet gebeurt kunnen klimaatveranderingen onherroepelijk worden. Het binden van koolstof in bossen compenseert slechts een klein deel van de emissies.

Doordat bomen groot zijn, slaan ze veel koolstof op. Het is echter belangrijk stil te staan bij de begrippen koolstofput en koolstofvoorraad. Een jong bos is een koolstofput – het bindt veel koolstof maar heeft geen grote koolstofvoorraad. Een oud bos kan ook een koolstofput zijn, maar bovenal heeft een oud bos een grote koolstofvoorraad. Als dat bos omgehakt wordt verdwijnt een groot deel van die koolstof in de atmosfeer, van de bomen en de grond. Het duurt 10-20 voordat een kaalslag weer een koolstof put is, maar het bos moet tenminste even oud worden als bij het tijdstip van omhakken voordat de koolstofvoorraad weer op hetzelfde niveau terug is. Op veengrond kan het nog langer duren voordat een opgroeiend bos een koolput is.

In een bos wordt koolstof opgeslagen in organismen, inclusief de planten en in dood organisch materiaal, boven en onder de grond. Onder de grond werken de boomwortels en schimmelnetwerken samen (de Mycorrhizanetwerken) en deze netwerken binden veel koolstof, in het bijzonder in oude bossen. Als een bos oud wordt, neemt de netto koolstofopname (het verschil tussen opname door fotosynthese en emissie van afbraakprocessen), maar productiebossen worden omgehakt lang voordat dit punt bereikt is. Desondanks hebben de bossen in Europa de laatste 15 jaar koolstof opgeslagen maar gemeten over de laatste 250 jaar hebben de bossen in Europa juist veel koolstof aan de atmosfeer afgegeven als gevolg van bosbouw.

Een plantage slaat minder koolstof op dan een natuurlijk bos omdat de bomen nooit heel oud en dik worden, en omdat de grond omgewoeld wordt tijdens het omhakken. Daarom moeten we de grote koolstofvoorraden in natuurlijke bossen laten liggen en deze bossen niet omhakken. In de bossen waar wel bosbouw bedreven wordt moeten de methoden worden aangepast om zoveel mogelijk koolstof vast te houden. Het is echter niet zeker of er bosbouwmethoden zijn waar tegelijkertijd koolstof gebonden wordt, waar de biodiversiteit niet aangetast wordt, en waar productie kan plaatsvinden.